Bodemvocht meten voor betere kwaliteit en planning
Na een druk voorjaar en uitdagingen met luizen en andere aantastingen, was NPPL’er Stan te Selle onlangs zover om 3 bodemvochtstations te plaatsen.
Eind mei was het moment dat de 3 aangeschafte bodemvochtstations met hulp van leverancier Agrometius geplaatst konden worden. “Op zich is dat niet zo moeilijk, maar de aardappelpercelen waren zover dat het kon en bovendien hebben we een erg druk voorjaar gehad”, zegt Stan.
Voor de installatie is Harold Zondag, precision farming agronomist van Agrometius aanwezig en tevens schuift Koen van Boheemen aan. Hij heeft tevens de Sensoterra bodemvochtsensor meegebracht die de WUR aan de NPPL-deelnemers ter beschikking stelt.
Zuigspanning doorslaggevend
Op tafel liggen de drie bodemvochtstations en elke zuigspanningssensor ligt ondergedompeld in een bak met water om zich daarmee vol te zuigen. “Door ze een tijdlang onder te dompelen in water, zuigen ze zich vol en acclimatiseren ze als het ware. Na plaatsing leveren ze dan sneller betrouwbare data”, zegt Harold.
Op de vraag waarom Stan en zijn vader precies voor deze sensoren, GeoBas met Pessl Instruments techniek, kozen zegt Stan: “Daarbij was het meten van zuigspanning doorslaggevend omdat je daarmee tijdig weet hoeveel bodemvocht het gewas ter beschikking heeft. Als je alleen het bodemvochtpercentage meet, moet je zelf nog interpreteren wat dat betekent voor het gewas. Dan ben je vaak alsnog te laat met beregenen. Door zuigspanning te meten doet het systeem dat voor je. En het gevoel bij deze sensoren en leverancier is goed.”
Harold vult aan: “Elk gewas heeft zijn eigen kritieke zuigspanningswaarde waarboven het gewas te weinig vocht aan de bodem kan onttrekken door een lager bodemvochtpercentage. Voor uien is dat bijvoorbeeld 25 centibar en voor aardappelen 30 tot 50 centibar.”
Te Selle investeerde in 3 stations om zo op elk van de 3 grondsoorten, klei, zand en zavel het bodemvocht en de zuigspanning te kunnen meten. “Met de stations willen we kwaliteitsproblemen als gevolg van vochttekort en droogtestress in de pootaardappelen tackelen. En de planning van beregenen en het water- en dieselverbruik optimaliseren. Op kleigrond willen we zoveel mogelijk knollen aan de plant. Op zandgrond hopen we de kwaliteit van de knollen beter te kunnen managen met beregening op het juiste moment en in de juiste hoeveelheden.”
Met boerenverstand te laat
Stans vader Jan is van mening dat vocht een ondergeschoven kind is bij veel telers en teelten. “Kijk maar eens hoeveel opbrengst de droogte vorig jaar heeft gekost: 32% in de tweedejaars plantuien en 18% in de pootaardappelen. Als je op je boerenverstand afgaat, begin je altijd te laat met beregenen. In de pootaardappelen is dat knelpunt en prioriteit nummer 1. In de uien ben je 10 dagen te laat met beregenen als je de eerste bruine punten in het gewas ziet.”
Met een station, bats, grondboor, plamuurmes en pvc-elektrapijpje lopen Stan en Harold naar de plek in het kleiperceel waar het eerste bodemvochtstation geplaatst moet worden. Dat is tussen 2 zorgvuldig gekozen ruggen om met de selectiekar en veldspuit geen last van te hebben.
Het station zelf wordt op een pijp gemonteerd met het zonnepaneeltje gericht op het zuiden. Hierna maakt Zondag met een pvc-pijpje een gaatje ter hoogte van de moederknol om daar de zuigspanningssensor in te drukken. 10 cm onder het krielnest plaatst hij de stemvorkvormige vochtsensor met behulp van een plamuurmes. “Op deze manier komen de sensoren in ongeroerde grond en dan heb je direct je aansluiting. De zuigspanningssensor komt in het krielnest vanwege schurft.”
Als laatste installeren Stan en Harold het portal en de bijbehorende app. “Dan heb je met een uurtje de eerste data op de smartphone.”
En een paar dagen later draaide de dit jaar nieuw aangeschafte beregeningsinstallatie al z’n eerste rondje op het perceel.
1 Comment
Mooi artikel en nuttige video. Ga zo door!
Door op “Plaats reactie” te klikken ga ik akkoord met
de gebruikersvoorwaarden en de Privacy Policy.