‘Effect variabel poten kwam in 2020 niet uit de verf’

opkomst pootaardappelen

Maatschap Claassen wil met variabel poten meer knollen per hectare. In 2020 viel de opkomst van pootgoed op hoog potentiegrond tegen. Hierdoor had variabel poten geen meerwaarde.

Maatschap Claassen in Vierhuizen heeft zich sterk gespecialiseerd in de pootgoedteelt. De lichte tot zware Groningse zwavelgrond leent zich er goed voor. “We zijn al jaren bezig met variabel poten van pootaardappelen om het rendement van onze pootgoedteelt te verhogen”, zegt Anselm Claassen, die hiermee streeft naar meer knollen per hectare.

Sinds 2019 is hij ook deelnemer aan het project Nationale Proeftuin Precisie Landbouw (NPPL). Claassen krijgt begeleiding van Johan Booij, onderzoeker precisielandbouw van Wageningen University & Research. Met variabel poten past Claassen de plantdichtheid binnen een perceel aan op basis van taakkaarten die onder andere rekening houden met de variatie in lutumgehalten.  

Maatschap Claassen wil meer knollen

Anselm Claassen (57) heeft in maatschap met zijn vrouw Angelique (55) en zijn zoon Martijn een akkerbouwbedrijf op lichte tot zware zavelgrond. De focus ligt op pootgoedteelt.

Bedrijfsgegevens

  • 250 hectare grond in gebruik
  • 40 hectare grondruil
  • 90 hectare pootgoed
  • 57 hectare tarwe en gerst
  • 35 hectare suikerbieten
  • 16 hectare uien
  • 12 hectare graszaad

(tekst gaat verder onder foto)

Anselm Claassen
Anselm Claassen probeert al jaren met variabel poten van pootaardappelen het rendement van de pootgoedteelt te verhogen

Delen met hoge en lage potentie

In 2020 zijn op een pootgoedperceel van Claassen vier werkgangen aangelegd met verschillende pootafstanden (12, 14, 16 en 18 centimeter). Op basis van TT+ bodempotentiekaarten van Van Iperen is het perceel opgedeeld in zones hoog potentie (HP) en laag potentie (LP). De potentie-index varieert van 90 tot 114. Hoe hoger de index van een blokje, hoe hoger de opbrengstpotentie van de bodem en hoe nauwer de geadviseerde pootafstand. Op stukken met een lagere bodempotentie wordt ruimer gepoot.

Kiemtesten

De mate van kieming beïnvloedt ook de gewenste pootafstand. Uit kiemtesten kwamen adviezen voor de gewenste pootafstand: 16 centimeter voor de maatsortering 35-45 en 23 centimeter voor de maatsortering 45-50. “We hadden een pootgoedpartij van 35-50. Van Iperen heeft deze opgedeeld en op kwaliteit beoordeeld. Omdat het grootste aandeel knollen in de ondermaat zat, hebben we niet op een afstand van 23 centimeter gepoot”, vertelt Claassen.

In 2020 heeft hij nog andere stappen gezet in precisielandbouw. “Dit voorjaar hebben we geïnvesteerd in een nieuwe pootmachine, waarbij de techniek voor variabel poten, zoals inlezen van taakkaarten, soepel werkt. Nu zoeken we nog naar een goede onderbouwing om taakkaarten te kunnen maken”, zegt Claassen.

(tekst gaat verder onder foto)

Anselm Claassen
Op 26 mei 2020 ziet Anselm Claassen dat het pootgoed op grond met een hoge potentie door droogte trager opkomt dan het pootgoed op lichtere grond (lage potentie) met een lager lutumgehalte.

Late opkomst op HP-grond

“Afgelopen seizoen kwamen de verwachte resultaten van variabel poten op basis van bodempotentiekaarten helaas niet goed uit de verf”, zegt Claassen. Dit voorjaar was het erg droog en had de maatschap veel moeite met de grondbewerking op zware grond. “Door grote, harde kluiten was de aansluiting van grond in de ruggen minder goed. De grovere grond hield minder vocht vast en dat leidde tot minder mineralisatie. Daardoor was op zware grond met een hoge potentie (HP) de groei van het pootgoed vertraagd met minder knollen tot gevolg. Op lichtere grond is het pootgoed sneller opgekomen.”

Booij geeft aan dat als er minder knollen zijn, deze in theorie uitgroeien tot relatief grotere knollen. “Dat wil je juist voorkomen. Door nauwer te poten op HP-grond, stuur je op meer stengels per meter en hoop je meer knollen te produceren, die in kleinere, duurdere pootgoedmaten blijven. Maar vanwege een vertraagde beginontwikkeling van het pootgoed en minder goede aansluiting van de grond, zagen we dat dit jaar niet terug bij Claassen”, zegt Booij.

(tekst gaat verder onder foto)

opkomst pootaardappelen
In 2020 komt pootgoed op zwaardere grond (voorgrond) langzamer op dan op de lichtere grond (achtergrond).

Studiegroep zoekt uitbreiding

Rondom deelname van Claassen aan het NPPL-project is een studiegroep georganiseerd. Momenteel zijn er vijf andere pootgoedtelers in Groningen, waar ook demovelden liggen met variabel poten. Alle zes telers zagen in 2020 een verlate opkomst van pootgoed op HP-gedeelten van hun percelen.

WUR breidt samen met telers de kennis over precisielandbouw uit met studiegroepen, demovelden, individuele begeleiding en proeven. Het Nationaal Programma Groningen (NPG) financiert de verdieping van kennis met het NPG-project Verankering NP(PL) Groningen. WUR-begeleiders geven telers individuele begeleiding bij het gebruik van diverse precisielandbouw toepassingen. Dat is mogelijk via het POP3-project NPPL Olievlekwerking precisietoepassingen Groningen

Ook is er samenwerking met Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw (SPNA), die in 2020 een proef met variabel poten van pootgoed heeft uitgevoerd. Telers die geïnteresseerd zijn in individuele begeleiding bij precisielandbouw kunnen zich melden bij johan.booij@wur.nl.



SPNA-proef variabel poten

De SPNA-proef was opgezet met Spunta’s (35-50) met drie pootafstanden: 10, 15 en 20 centimeter in stroken in drievoud met drie blokken op basis van de zwaarte van de grond ofwel de variatie in lutumgehalte in de bodem (14%-24% lutum). “Het poten op 10 centimeter afstand lukte niet goed, omdat het gebruikte ras niet goed combineerde met het poten met een snarenbedmachine”, zegt Booij. Er waren bodemmonsters beschikbaar voor een nutriëntenanalyse. Bodemvochtsensoren van SensoTerra en GeoBas hebben de beschikbaarheid van vocht gedurende het seizoen gemeten. De Geobas-sensoren meten ook de bodemtemperatuur, relatieve luchtvochtigheid en zuigspanning. “Bij de eindrooiing is gekeken naar opbrengst, aantal knollen en maatsortering”, vertelt WUR-student Lotte van Dueren den Hollander, die de proef begeleidde als afstudeerproject.

Verruimen van de pootafstand van 15 naar 20 centimeter leverde in 2020 op alle bodempotenties geen voordelen op. Het aantal stengels was significant lager op alle potenties en het aantal knollen was lager bij hoge en midden potentie. Bij hoge potentie leidde dit zelfs tot een significant lagere opbrengst, minder knollen en een verschuiving naar een grovere sortering. “Dat hadden we ook verwacht. Bij de midden en lage potentie was dit effect er niet of veel minder sterk”, concludeert Booij. “We hoopten natuurlijk dat we een verschuiving naar kleinere maten zouden zien bij een nauwere pootafstand. Maar dat hebben we niet kunnen vaststellen, omdat het poten op 10 centimeter afstand niet goed is gelukt. In 2021 gaan we de proef, met verbeteringen in de opzet, herhalen.”

Johan Booij: we werken aan rekenregels voor variabel poten van pootgoed

In 2021 wordt de SPNA-proef herhaald op een perceel van Anselm Claassen om rekenregels voor het variabel poten van pootgoed te ontwikkelen.
Er is ervaring vanuit WUR en NPPL met het variëren van pootafstand in met name consumptieaardappelen. Hiervoor zijn rekenregels beschikbaar voor het optimaal variëren van de pootafstand op basis van lutum- of organische stofgehalte. “Het telen van pootgoed is echter een heel andere teelt met andere doelstellingen. Het gaat niet alleen om de totale opbrengst, maar ook om een goede maatsortering. Telers streven naar de wat kleinere meer salderende maten 28-50”, zegt Booij.
Om te komen tot bruikbare rekenregels met meer onderbouwing van geschikte pootafstanden van pootgoed zijn proeven nodig. “In 2021 gaan we de SPNA-proef van 2020 met diverse verbeteringen herhalen. Om de exacte pootafstanden te realiseren, gaan we nu handmatig poten en gebruiken we een meer uniforme maatsortering van het pootgoed met maximaal 10 mm verschil, dus per proefstrook 35-45.”

Uniforme maatsortering
Een uniforme maatsortering is sowieso een randvoorwaarde om met variabel poten te beginnen, want met variabel poten wil je inspelen op de bodemvariatie. Verschil in zwaarte van de grond veroorzaakt een verschil in groei en stengelaantal. “Door nauwer te poten op zones met hoge potentie en ruimer op lage potentie, streef je naar een homogener aantal stengels. Andere factoren die het aantal stengels bepalen, wil je daarom zoveel mogelijk uitsluiten.” Grotere poters geven bijvoorbeeld meer kiemen dan kleinere poters. Fijner sorteren voorkomt dat de grootte van het pootgoed voor variatie in stengels zorgt.
Ook de kiemkracht speelt een rol. Hoe kiemkrachtiger het pootgoed, hoe ruimer een teler moet poten om daarvoor te compenseren.
Op percelen van de telers in de Groningse studieclub worden in 2021 ook weer demovelden met variabel poten van pootgoed aangelegd. “De telers zijn enthousiast om weer mee te doen met de proeven.”

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

Door op “Plaats reactie” te klikken ga ik akkoord met
de gebruikersvoorwaarden en de Privacy Policy.