‘Gebiedsbouwplan moet meervoudige winst opleveren’
Het combineren van het bouwplan van meerdere akkerbouw- en veebedrijven in één gebied, om zo opbrengsten te verbeteren, de beschikbare mest beter te verdelen en te benutten en de stikstofemissie te verminderen. Dat is de gedachte achter het ‘gebiedsbouwplan’, waarmee Jacob van den Borne aan de slag wil.
Tegelijkertijd wil hij – om onder meer de emissie te beperken – de inzet van kunstmest zoveel mogelijk vervangen door dierlijke mest. De ervaringen en kennis die Van den Borne opdoet met het bundelen van data, zal hij inbrengen in de NPPL-studieclub Brabant.
Samenwerken met collega-agrariërs is voor Jacob van den Borne, akkerbouwer en eigenaar van het Praktijkcentrum voor Precisielandbouw in Reusel, al jarenlang de normaalste zaak van de wereld. “Ik werk samen met diverse veebedrijven in deze regio”, vertelt hij. “Zij telen gewassen voor mij op hun gronden, ik teel voedergewassen voor hen. Ook rijd ik hun mest uit op mijn percelen. Kortom: we delen mest en grond.”
Tekst gaat onder foto’s verder
Verdere finetuning
Van den Borne, die bijna 900 hectare in gebruik heeft, wil de geschetste samenwerking nu gaan uitbreiden en ‘slimmer’ gaan inrichten. Dit betekent dat hij méér akkerbouwers en veehouders in De Kempen wil betrekken bij de samenwerking en teelten beter wil gaan afstemmen op de percelen. “Het idee is om slimmer te gaan samenwerken in rotaties en kritisch te gaan kijken waar een bepaald gewas het beste past. Diverse parameters spelen hierbij een rol: de samenstelling, vruchtbaarheid en hoogteligging van de grond, of al dan niet kan worden beregend, of het perceel nabij een natuurgebied ligt, et cetera. Dat zal soms betekenen dat ondernemers gronden moeten ruilen. Ook wordt gekeken waar de mest die in het gebied beschikbaar is het beste tot zijn recht komt. Ofwel: je creëert een ‘gebiedsbouwplan’, met als doel het totale bouwplan in een gebied verder te finetunen en te optimaliseren. Ook pachtgronden van waterschap, gemeenten en provincie kunnen helpen om het gebied zowel ecologisch als economisch kloppend te krijgen voor alle stakeholders.”
Betere bodemkwaliteit
Volgens Van den Borne moet iedereen uiteindelijk beter worden van deze aanpak. “Akkerbouwers halen namelijk een hogere opbrengst van hun percelen, doordat de gronden beter ‘matchen’ met de gewassen. En het feit dat meer verschillende soorten mest kunnen worden ingezet, draagt bij aan een betere bodemkwaliteit en hogere opbrengsten. In een groot gebied zijn immers veel soorten dierlijke mest beschikbaar.”
Daarbij is het streven om de mest op betere momenten en plekken uit te rijden. “En deze aanpak levert ook de veehouders voordeel op; zij kunnen de mest immers afzetten in hun eigen regio en op die manier kosten besparen. Kortom: er is sprake van meervoudige winst.”
Kunstmest uitbannen
Het plan is niet alleen om het bouwplan in een groot gebied te optimaliseren, maar ook om kunstmest zoveel mogelijk te vervangen. “We willen de kunstmestruimte zoveel mogelijk invullen met dierlijke mest”, stelt Van den Borne. “Dat moet in principe mogelijk zijn, ook omdat er zoals gezegd veel soorten dierlijke mest beschikbaar zijn in dit gebied.”
De akkerbouwer realiseert zich dat deze doelstelling de nodige uitdagingen met zich meebrengt wat stikstofemissie betreft. Maar deze zijn wel te tackelen, zo verwacht hij. “Het is dan wel zaak om meer te kijken naar de totale emissie in plaats van naar de puntemissie. En er is veel te winnen door de mest op meerdere momenten op te brengen; dan is de kans op uitspoeling namelijk lager. Daarnaast dient de mest zo vers mogelijk te zijn; dan wordt immers minder ammoniak gevormd. En dat kunnen we realiseren doordat we de mest uit ons eigen gebied halen.”
Experimenteren met nieuwe technieken
Ook door de mest op andere manieren op te brengen, kan de mineralenbenutting volgens Van den Borne worden verbeterd en de uitspoeling worden verminderd. “Bijvoorbeeld door de mest óp de grond te brengen in plaats van te injecteren. Het is zaak om wat dit betreft te experimenteren met nieuwe technieken en mogelijkheden. Hierbij zullen we de gerealiseerde emissies continu meten, om onze aanpak ook te kunnen onderbouwen met data. We zullen en moeten laten zien wat we doen en wat het oplevert. En logischerwijs zetten we ook zoveel mogelijk precisietechnieken in, om zo de juiste hoeveelheid mest op de juiste plek en het juiste moment te kunnen toepassen”
Aanpassing wet- en regelgeving
Om inzicht te krijgen in de mogelijkheden en te kúnnen experimenteren, dient de wet- en regelgeving wel te worden aangepast, benadrukt Van den Borne. “We moeten meer bewegingsruimte krijgen, mogelijkheden om technieken te onderzoeken en te experimenteren. Daarnaast moeten de gebruiksnormen voor stikstof en fosfaat uit dierlijke mest van tafel.”
De akkerbouwer is hierover al in gesprek met de landelijke overheid. “Daar ligt nu de bottleneck, het is wachten op hun fiat.”
Inbreng in NPPL-studieclub
De ervaringen en kennis die Jacob van den Borne opdoet in dit traject brengt hij in in de NPPL-studieclub Brabant, waar hij bij aangesloten is. “Slimmer omgaan met stikstof en het reduceren van emissies is een belangrijk speerpunt van deze studieclub”, zegt Corné Kempenaar, projectleider NPPL en betrokken bij de Boerderij van de Toekomst. “Het gebiedsbouwplan waarmee Jacob aan de slag gaat, past perfect in dit plaatje. We hebben goede hoop dat hier veel mee te winnen is. En de ambitie is om uiteindelijk te komen tot een gebiedsbouwplan voor heel Zuidoost-Brabant, om zo bodemkwaliteit en opbrengsten te optimaliseren en emissies te beperken.”
Volg ook het webinar over het gebruik van data:
Door op “Plaats reactie” te klikken ga ik akkoord met
de gebruikersvoorwaarden en de Privacy Policy.