‘Meer mest op de slechte stukken’
Melkveehouder Gerard Uijterlinde uit Deurningen (Ov.) is een van de nieuwe NPPL-deelnemers. Met precisietechnieken wil hij de ruwvoer- en eiwitproductie van eigen land verhogen.
Melkveehouder Gerard Uijterlinde is ervan overtuigd dat het kan: een hogere voerproductie op zijn percelen. Daarvoor is het nodig om de giften drijfmest en bijvoorbeeld water zo precies mogelijk af te stemmen op de behoefte van de bodem, liefst variabel per vierkante meter.
Gerard Uijterlinde
Bedrijf: Erve Mentink
Naam: Gerard Uijterlinde (34), werkt in maatschap met zijn vrouw Els (33)
Plaats: Deurningen (Ov.)
Sector: melkveehouderij met praktijkonderzoekstak
Omvang: 200 koeien, 80 hectare waarvan 16 hectare mais
Grondsoort: zand
Geïnteresseerd in techniek
Veel kan hijzelf bedenken, maar zeker niet alles. Dat is dan ook de belangrijkste reden dat hij zich heeft aangemeld bij de Nationale Proeftuin Precisielandbouw. Uijterlinde is dit jaar één van de nieuwe deelnemers. “Via het project kom ik in aanraking met nieuwe ontwikkelingen en technieken. Sommige daarvan ga ik komende jaren op mijn bedrijf uitproberen. Ik ben geïnteresseerd in techniek en gebruik van data. NPPL biedt mij de mogelijkheid om innovaties uit te proberen op mijn bedrijf. Maar het is niet alleen hobby, uiteindelijk doel is om mijn rendement te verbeteren.”
Preciezer beregenen
Uijterlinde heeft samen met zijn vrouw Els een melkveebedrijf in het Twentse Deurningen. Beiden hebben aan de WUR in Wageningen gestudeerd. Op 80 hectare droogtegevoelige zandgrond produceren ze voedsel voor 200 melkkoeien. “Op deze grond is het een grote uitdaging om voldoende kilo’s droge stof en eiwit te produceren. In droge jaren lukt dat nauwelijks. Door preciezer te beregenen en te bemesten hoop ik vooruitgang te boeken.”
Meer mest op slechte stukken
Als het gaat om precisielandbouw is hij geen nieuweling. Zo is hij twee jaar geleden begonnen met variabele zodebemesting. Zijn loonwerker had de apparatuur aangeschaft en Uijterlinde zag het perspectief daarvan. “Op deze zandgrond zie ik vooral in droge perioden veel variatie binnen mijn percelen. Dat biedt dus ruimte voor verbetering. Door in het voorjaar de slechte stukken meer te bemesten, wordt hier de groei en vastlegging van organische stof gestimuleerd in de periode dat vocht beschikbaar is.”
Bij latere giften draait hij dat om. Stukken die in de eerste snede goed hebben gepresteerd, krijgen nu meer mest zodat ze ook voor de tweede snede weer mineralen beschikbaar hebben. Slechte stukken krijgen richting de zomer minder omdat de mineralen van de eerste gift nog niet gebruikt zijn. “Zo kan de gemiddelde opbrengst omhoog en kan ik tegelijkertijd de mineralenverliezen beperken.”
Satelietbeelden
Afgelopen twee jaar maakte hij hiervoor gebruik van satellietbeelden (van september het jaar daarvoor) die een beeld geven van de biomassa. Hiervan maakt hij een taakkaart die op de terminal in de trekker van de loonwerker wordt geïmporteerd. Op basis van de data in de taakkaart wordt de bemesting vervolgens variabel gedoseerd. Tevens wordt overlap in werkgangen voorkomen via sectieafsluiting op de zodenbemester.
Hoge resolutiebeelden
De melkveehouder is niet helemaal tevreden met het resultaat. “De resolutie van de satellietbeelden en dus ook op de taakkaart van 10 bij 10 meter is mij te grof. Ik werk met zomerstalvoedering en roterend standweiden. Ook aangrenzende houtwallen en bosranden hebben invloed op de biomassa. Dat wordt in vakken van 10 bij 10 meter allemaal uitgemiddeld. Met hogere resolutiebeelden kan ik de verschillen in het perceel beter duiden en dus beter sturen in de bemesting.”
WUR-expert Johan Booij gaf Uijterlinde de tip mee om op het satelliet-dataportaal te kijken, waar resolutiebeelden van 0,5 bij 0,5 meter beschikbaar zijn. “Dat maakt variabele bemesting een stuk preciezer en dus effectiever.”
Vochtsensoren
Als NPPL-deelnemer gaat Uijterlinde zich ook bezighouden met beregenen op maat. In 2020 heeft de haspel van april tot eind september vrijwel continu gedraaid. Het jaar daarvoor idem dito. Met vochtsensoren wil hij het moment van beregening beter beargumenteerd kunnen bepalen. “Dan gaat het vooral om de start in het voorjaar. Afgelopen jaren had ik af en toe het gevoel dat ik een week eerder had moeten beginnen met beregenen.”
Nog belangrijker is dat hij het effect van beregening op het actief houden van bodemleven in drogere periodes wil onderzoeken. Dat doet hij in drie proefstroken met verschillende beregeningsstrategieën. Het meten van de activiteit in de bodem gebeurt met behulp van theezakjes. De snelheid waarmee het zakje wordt afgebroken, geeft informatie over het bodemleven en daarmee ook over het herstelvermogen van de grond.
Kruidenrijk grasland
Uijterlinde heeft al proeven liggen met kruidenrijk grasland. Hij heeft in een aantal stroken verschillende gras-kruidenmengsels ingezaaid. Hiervan is in de afgelopen jaren opbrengst en voederwaarde bepaald. “We kijken of we tussen de stroken onder de grond ook verschillen zien. Op basis van de interacties die we vinden, kunnen we mogelijk kruidenrijk grasland plaatsspecifiek inzetten.”
In kruidenrijk grasland is onkruidbestrijding een struikelblok. “Een gras-kruidenmengsel is een stuk minder gevoelig voor onkruid dan puur gras. Toch zie ik hier wel kansen voor gebruik van drones voor bestrijding van bijvoorbeeld ridderzuring”.
Financieel rendement
Een beter financieel rendement is voor de melkveehouder een belangrijk argument om te experimenteren met precisietoepassingen. “Maar dat niet alleen. Het gaat mij ook om het terugdringen van verliezen. Als de bodem doodvalt vanwege te laat beregenen is deze extra gevoelig voor uitspoeling van nutriënten. Het plaatsspecifiek afstemmen van beregening en bemesting op de behoefte is ook goed voor het milieu.”
Beregeningsdemo met behulp van sensoren
Naar aanleiding van vragen van Uijterlinde heeft WUR-expert Johan Booij voorgesteld om een demo met verschillende beregeningstrategieën aan te leggen op het bedrijf.
WUR-onderzoekers Johan Booij en André Hulsman begeleiden Uijterlinde vanuit het NPPL-project. “We gaan in drie demostroken meten wat het effect is van beregening op basis van sensor- en modelinformatie op de grasopbrengst en kijken daarbij ook naar de kosten en baten.”
Booij is bij de WUR onderzoeker precisielandbouw in de open teelten. Hij heeft aan diverse toepassingen gewerkt op het gebied van onder meer bekalking op basis van bodemscans, variabele bemesting met behulp van satellietdata en variabel poten van aardappelen. Met zijn brede kennis begeleidt hij in het NPPL-project verschillende deelnemers.
Op het bedrijf van Uijterlinde worden eind april bodemvochtsensoren geplaatst in de drie demostroken. Het beregeningsregime verschilt: niet beregenen, suboptimaal en optimaal beregenen. Booij: “In de loop van het seizoen moet duidelijk worden wat het effect hiervan is op de opbrengst. Ook kijken we naar aspecten als kosten en capaciteit van beregening (logistiek). Interessant is ook om het effect op het actief houden van bodemleven mee te nemen.”
Begin maart is op het bedrijf variabel bemest met een zodebemester op basis van satellietfoto’s. Bij het zoeken naar geschikte beelden en de interpretatie ervan heeft Uijterlinde ondersteuning gekregen vanuit het NPPL-project.
Door op “Plaats reactie” te klikken ga ik akkoord met
de gebruikersvoorwaarden en de Privacy Policy.