Na vier jaar Boerderij van de Toekomst vervolg in regio
De Boerderij van de Toekomst in Lelystad krijgt na vier jaar pionieren regionale ondersteuning. Zowel in het noorden, zuiden als in Oost Nederland worden regionale fieldlabs opgezet. Kees Kooistra (WUR) kijkt terug op vier jaar Flevoland: ‘Alleen het feit dat we er waren, bezoek kregen en discussies openden, is al van meerwaarde geweest.’ Een inventarisatie met terug en vooruitkijken: ‘Op zoek naar het vierde gewas van de veenkoloniën.’ Boerderij van de Toekomst in Lelystad is gastheer van het Future Farming & Food Experience event op 30 mei.
Vierde gewas veenkolonie
In Valthermond zijn ze inmiddels bezig met de inrichting van de kavel van 10ha. Hier gaan ze allerlei maatregelen treffen die ze scharen onder het kopje ‘boostjaar’. Denk hierbij aan graafwerkzaamheden (droge kop afgraven en naar nattere plekken brengen) het zaaien van tagetes en groenbemesters. Welke maatregelen ze op welke plek binnen die 10ha gaan doen hangt af van de uitkomst van meerdere grond- en wateronderzoeken. De 10ha is onderverdeeld in zestien verschillende vlakken waar ze verschillende werkzaamheden gaan uitvoeren. Daarnaast gaan ze een demo aanleggen van acht verschillende ‘vernieuwende’ gewassen om te discussiëren of deze gewassen wellicht het ‘vierde gewas van de veenkoloniën’ kan gaan worden. In Oost Nederland (Twente en Achterhoek) zijn ze nu nog minder ver en zitten ze nog volop in het ontwerpproces. Ook in de Zuidwestelijke delta (Zeeland, West-Brabant, Zuid-Hollandse eilanden) is een ontwerpproject voor een Boerderij van de Toekomst gestart, met Rusthoeve, Delphy en WUR.
Zuid Oostelijk Zand
De Boerderij van de Toekomst Zuid Oostelijk Zand is een programma van een drietal initiatiefnemers die zich samen hebben verenigd in een consortium: Van de Borne, Agrifood Capital en Wageningen Open teelten (Vredepeel). Het ontwerp dat is gemaakt wordt nu vertaald naar realisatie in de praktijk. Ze gaan er met boeren in het zuidoostelijke zandgebied in de praktijk aan de slag om toekomstbestendige bedrijfssystemen neer te zetten die voldoen aan de opgaves in dit gebied. Daarbij focussen ze op een viertal bedrijfssystemen: akkerbouw/groentebedrijf, een productief melkveebedrijf, een natuurinclusief melkveebedrijf en een grondgebonden varkensbedrijf.
Lelystad
De nieuwe initiatieven zijn eigenlijk een logisch gevolg van vier jaar Boerderij van de Toekomst in Lelystad. Een van de uitkomsten in de evaluatie is dat de Nederlandse gronden zo divers zijn dan een regionale spreiding van fieldlabs wenselijk zou zijn. Waarvan akte. Toch kijken we met Kooistra ook nog terug op vier jaar BvdT Lelystand, maar minstens zo belangrijk, vooruit. Kooistra: ‘Ik denk dat de belangrijkste winst die we in Flevoland hebben geboekt, dat we de toekomst van de landbouw ter discussie hebben gesteld. We hebben heel veel (internationaal) geïnteresseerden ontvangen op het fieldlab en veel onderwerpen op de agenda gezet.’
Muizen en vaste rijpaden
Veelgehoord: BvdT stond vooral in het teken van strokenteelt. Kooistra snapt dat wel. ‘Dat heeft veel in de belangstelling gestaan. We hebben geleerd dat stroken geen negatieve inpakt hebben, maar (landbouwkundig) ook niet veel positieve inpakt. Noch op 3.15 meter noch op 15.75 meter. Negatief was wel dat we veel muizen hadden die zich in de grasklaver stroken verstopten met gevolgen voor aardappel en peen. Dat hadden we niet voorzien. Tegelijkertijd zie je daar wel aan dat de biodiversiteit dankzij stroken wel wordt verbeterd.’ Positief was dat een ander ‘Lelystad-thema’, vaste rijpaden, wel succesjes boekten. Kees Kooistra: ‘Pas hebben we hier in Lelystad op de BvdT zaaiuien gezaaid. Dat kon, ondanks de natte velden, omdat we met vaste rijpaden werkten. De opbrengst is ook hoger daar waar je niet rijdt. Dit principe zie je ook wel terug in de rest van het land. Het wordt erkend dat dit beter is voor de bodem. Tijdens het oogsten werkt dat vooralsnog niet.’ Dilemma hier is nog wel dat de industrie machines zal moeten gaan aanpassen aan vaste rijpaden en de vraag is of ze daartoe bereid zijn. Lees hier een uitgebreide analyse van vier jaar BvdT in Flevoland.
Tussenjaar
Qua plannen voor de komende jaren, zegt Kooistra dat het wachten is op het nieuwe ontwerpplan voor de Boerderij van de Toekomst in de Flevopolder. ‘In zeker zin is dit een tussenjaar. We hebben bijvoorbeeld al een technisch ontwerp voor een nieuw drainagesysteem. We willen water niet meer afvoeren in sloten, maar opvangen en 25 meter diep onder de grond opslaan. Vergelijk het met warmtepompen en energie. Als we water nodig hebben bij droogte, kunnen we dat oppompen uit de bassins. Voor Zeeland en verzilting zou dit een oplossing kunnen zijn.’ Water past ook mooi bij de meer regionale aanpak van fieldlabs. Kooistra: ‘In Flevoland is water ook een issue. Het zoetwater is hier relatief zout. Maar weer een ander issue dan in andere delen van het land.’ Flevoland zal zich in het herontwerp onder meer gaan richten op hoogwaardige voedselproductie en biodiversiteit maar ook robotica gaan testen. De ondergrondse zoetwateropslag is in principe een oplossing voor elk gebied waar je in de winter zoet water te veel hebt en in de zomer te weinig (dat geldt voor de kustgebieden, maar ook voor Zuidoost en Oost Nederland), alleen is de ondergrond niet overal geschikt. Dat geldt helaas ook voor delen van Zeeland. Behalve in Flevoland lopen er projecten van ‘zoetwaterboeren’ in Noord Holland en op Texel.
Grote uitdagingen
Het totaalbeeld van het fieldlab brengt aanzienlijke uitdagingen met zich mee. De combinatie van vaste rijpaden, strokenteelt en niet-kerende grondbewerking, samen met de maatschappelijke druk om het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen te verminderen, resulteert in complexe besluitvorming. Vanwege deze combinatie van factoren is ploegen (nog) niet haalbaar, wat de situatie vanaf het begin bemoeilijkt. Tel daarbij de aanhoudende natte omstandigheden op, en je hebt een ideale voedingsbodem voor onkruid. Wortelonkruiden en straatgras vormen een steeds groter probleem. Mechanische bestrijding in combinatie met de weersomstandigheden blijkt niet afdoende, waardoor er beslissingen moeten worden genomen over het al dan niet ingrijpen met gewasbeschermingsmiddelen. Niet ingrijpen betekent veelvuldige grondbewerkingen zoals schoffelen en eggen, waarbij onder de natte omstandigheden ernstige twijfels bestaan over de effectiviteit en de bijdrage aan CO2-uitstoot, terwijl ingrijpen weer gevolgen heeft voor het milieu.
Door op “Plaats reactie” te klikken ga ik akkoord met
de gebruikersvoorwaarden en de Privacy Policy.