NPPL-studieclub Flevoland op zoek naar resultaat
Sinds afgelopen jaar nemen nieuwe NPPL-deelnemers deel als regionale studieclub volgens een gebiedsgebonden aanpak. Eén van die studieclubs zit in Flevoland en heeft volop resultaatgerichte plannen.
De aanpak van het project Nationale Proeftuin Precisie Landbouw (NPPL) is sinds afgelopen jaar anders dan voorheen. Met name als het gaat om de deelnemers: akkerbouwers en veehouders die het gebruik van precisielandbouw op hun bedrijf naar een hoger plan willen tillen. Tot 2022 werden de deelnemers geselecteerd uit individuele aanmeldingen. Deze deelnemers worden nog altijd individueel begeleid door experts van Wageningen Universiteit & Research (WUR). Op de NPPL-website kun je regelmatig updates van de NPPL-deelnemers terugzien.
Nieuw: gebiedsgebonden aanpak
Sinds afgelopen jaar zijn er geen nieuwe individuele deelnemers meer bijgekomen. In plaats daarvan krijgen regionale studieclubs onder de vlag van het project toegang tot kennis en expertise van WUR. Die studieclubs werken samen aan lokale plannen, uitdagingen en oplossingen om zo tot een gebiedsgebonden en tegelijkertijd resultaatgerichte aanpak te komen.
Eén van die studieclubs zit in de provincie Flevoland en bestaat uit negen jonge ondernemers: akkerbouwers, bollentelers en melkveehouders. Voor hen fungeert WUR-expert Koen van Boheemen als projectleider en aanspreekpunt. “Afgelopen jaar is vooral gebruikt om met elkaar na te denken over de uitdagingen die we zien en wat de onderliggende gedeelde problematiek is. Deze jonge ondernemers willen graag samenwerken om hun bedrijven toekomstbestendig te maken maar het is enorm zoeken waar precies op in te zetten om, binnen de snel afnemende speelruimte, een serieuze stap richting de toekomst te zetten”, zegt Koen van Boheemen.
Dynamische maar volle planning
Plannen blijven plannen totdat ze realiteit worden en daarom is de planning van de studieclub vooral een dynamische en aan verandering onderhevige lijst met ideeën. Zo wil de groep heel graag aan de slag met een autonome trekker. Dat kan een af fabriek daarvoor geschikt model zijn maar ook een bestaande trekker van een van de deelnemende akkerbouwers die daarvoor wordt opgebouwd. Koen: “Het is zoeken naar een autonome trekker die licht is maar toch genoeg vermogen heeft. Om inzetbaar te zijn voor een flink aantal beoogde toepassingen moet de trekker eigenlijk ook autonoom achteruit kunnen/mogen rijden, iets dat nog niet iedere fabrikant toelaat.”
Onkruidbestrijding
Een ander concreet aandachtspunt is (hybride) onkruidbestrijding in uien en suikerbieten nu bepaalde middelen zoals Stomp en Wing P slecht leverbaar zijn en het middelenpakket steeds verder inkrimpt. “De akkerbouwers willen vooral een werkbaar alternatief dat met zo min mogelijk kosten en moeite in te passen is op hun bedrijf. Wellicht is dat wel een schoffelmachine waarmee ze nog geen van allen werken. Maar we kijken ook naar lessen vanuit de Boerderij van de Toekomst in Lelystad en naar het toepassen van de Augmenta Mantis gewascamera en veldrobots zoals van Ekobot en van Andela. En inmiddels zijn we op excursie geweest bij NPPL-deelnemer Stef Ruiter. Dat was een bijzonder geslaagde dag en er was een aantal leuke discussies, vooral over gewasbescherming.” Een excursie die nog op de agenda staat is naar de Nationale Waterstofdag medio juni. Alternatieve energie is namelijk ook een onderwerp dat leeft bij de jonge leden van de studieclub.
Verdere gewasbeschermingsplannen zijn gerelateerd aan Alternaria, ridderzuring, distels en andere onkruiden in tarwe met behulp van de Augmenta camera maar ook phytophtorabestrijding met de app van FarmMaps (voorheen Akkerweb). Ook wordt gedacht aan het detecteren en plantspecifiek spuiten van overlevende aardappelplanten na het loofklappen en doodspuiten in een werkgang.
Beddenzaai en variabel poten
De groep wil ook aandacht besteden aan zaaibedbereiding bij uien waarbij dieper losmaken en telen op licht verhoogde bedden enkele ideeën zijn. “Dat is vooral om de zaaiuienteelt in de regio klimaatbestendiger te maken. Ofwel meer bodemvocht en hemelwater vasthouden in droge perioden/jaren en hemelwater beter afvoeren tijdens plensbuien. We kijken daarbij kritisch naar de zaaibedbereiding. Is dieper losmaken – op aardappeldiepte – bijvoorbeeld een alternatief? Of is beddenteelt een goede optie? Dat laatste doen we thuis op ons akkerbouwbedrijf al en het resulteert tot dusver in meer wortels aan de uien”, geeft Koen aan. “De kans dat je ze moet beregenen om ze er allemaal (egaal) op te krijgen is echter wel flink groter, vooral bij geprimed zaad.”
Ten aanzien van het variëren van de pootafstand bij aardappelen is er een kavel met een duidelijke scheidslijn qua bodemtoestand. Die wordt waarschijnlijk aangegrepen om een taakkaart te maken met twee of drie verschillende pootafstanden.
Kansen voor bodemvochtsensoren
Twee leden hebben afgelopen jaar eerste ervaringen opgedaan met bodemvochtsensoren. Koen daarover: “Het is echt een leerproces om de meetwaardes van de sensoren goed te interpreteren en zo werd het door de deelnemers ook ervaren. Toch verwachten we dat bodemvochtmetingen een belangrijk instrument worden en de groep wil er dan ook graag nog een jaar mee aan de slag. Duidelijk is dat het om Agurotech-sensoren gaat maar hoeveel en bij wie, dan was tot voor kort nog niet bekend.”
‘We weten inmiddels wat we willen doen’
Eén van de akkerbouwers die deel uitmaakt van de studieclub Flevoland is Arjan Beuling (25). Hij heeft samen met zijn vader een akkerbouwbedrijf van 115 hectare in Emmeloord. “Dit is nu het tweede jaar dat we als groep deelnemen aan het NPPL-project. Het eerste jaar was het nog erg zoeken voor ons. Er is zoveel mogelijk maar wat zijn nu toepassingen die wij kunnen doen en die ook nog eens wat opleveren? Dat was de grote vraag. Dankzij de bijeenkomsten en overleggen en de inbreng van Koen van Boheemen hebben we een lijst opgesteld met interessante toepassingen. Zo willen we tijdens het aanwenden van drijfmest met een NIR-sensor vastleggen hoeveel stikstof, fosfaat, kali en droge mest er nu werkelijk wordt toegediend. Nu is dat giswerk en bovendien verschillen de gehaltes van vrachtauto tot vrachtauto en kennen we pas na een aantal weken de labuitslagen. Het gaat dan om de NIR-sensor die op 12 april tijdens de demo van het programma ‘Bemest op z’n best’ te zien zal zijn op het Aeres Praktijkcentrum in Emmeloord. We doen namelijk best veel met dierlijke mest. Zoals Koen al aangaf willen we heel graag met een autonome trekker aan de slag. Dat lijkt nog wel een uitdaging te worden omdat velen van ons met korte kopakkers van 6 meter werken waarbij steken noodzakelijk is. We krijgen echter te horen dat zo’n trekker nog niet autonoom achteruit kan rijden. En we willen aan de slag met onkruidbestrijding in uien. Dat wordt namelijk echt een uitdaging nu het middelenpakket steeds verder uitdunt. Schoffelen tussen de rijen is zeker mogelijk maar wat we dan het beste in de rij kunnen doen, dat willen we uitzoeken. Misschien met een taakkaart op basis van het organische stofgehalte? Of met dronebeelden van het jaar ervoor? Dat is de grote vraag. We zijn ook zeer geïnteresseerd in robots voor onkruidbestrijding. Maar als je die in actie ziet, bijvoorbeeld afgelopen jaar tijdens de Future Farming & Food Experience in Lelystad, dan zijn ze toch nog niet praktijkrijp is ons idee.”
Door op “Plaats reactie” te klikken ga ik akkoord met
de gebruikersvoorwaarden en de Privacy Policy.