Onderzoek

NPPL: variabel poten aardappelen 2018-2019

Waar/wie:
Wageningen UR
Onderzoeksperiode:
2018-2019

Conclusies

  1. De effectiviteit van variabel poten is nog niet in harde cijfers aangetoond. Wel geven meerdere telers aan dat het gewas egaler lijkt te staan en dat de maatsortering redelijk uniform is.
  2. Bij de uitvoering van een variabele plantdichtheid is een verbeterde techniek wenselijk. De software moet voldoende up-to-date zijn en voor taakkaarten is men vaak nog afhankelijk van adviseurs en experts. Aan do-it-yourselfapplicaties wordt gewerkt.
  3. De juiste pootafstand per grondsoort is nog lastig te bepalen. Er is extra onderzoek nodig voor rekenregels voor variabele plantdichtheid in pootgoedteelten.

In 2018 is in het kader van de Nationale Proeftuin Precisielandbouw (NPPL) gestart met variabel poten van aardappelen. Dit gebeurde bij twee NPPL-deelnemers:  een teler van consumptieaardappelen en een teler van pootgoed. Het maken van de taakkaarten ging vrij soepel. Daarentegen stuitte het inlezen van de taakkaart in de terminal op de trekker op een van de twee bedrijven op problemen. Dit leverde zo veel vertraging op dat de aardappelen op de ouderwetse manier, zonder variatie in pootafstand, zijn gepoot.
Op het andere bedrijf is wel variabel gepoot met drie aardappelrassen. De pootafstand varieerde gemiddeld 15% rond de standaardafstand. Ook werd in de ruggen naast de spuitpaden 10% dichter gepoot. In het seizoen is er echter geen meeropbrengst of betere maatsortering waargenomen. Dit is waarschijnlijk te wijten aan de extreme droge zomer van 2018.
In 2019 zijn vijf NPPL-deelnemers aan de slag gegaan met variabel poten van aardappelen, waaronder de twee telers die hiermee al in 2018 zijn gestart. Een teler kampte met verouderde soft- en hardware, maar kon met hulp van leveranciers van taakkaarten wel met variabel poten aan de gang.
Voor de vijf telers zijn verschillende taakkaarten gemaakt. Vier van de vijf telers hebben met behulp van deze taakkaarten de variabel gepoot in consumptieteelten; de vijfde deed dit in een pootgoedteelt. Er zijn in totaal zes verschillende rassen gepoot. De toegepaste variatie gaat van 10% tot 28% rondom de standaardpootafstand. Gemiddelde werd er 21% rondom de standaardafstand gevarieerd. De meeste telers hebben een snarenbedpootmachine van Grimme gebruikt, wat qua techniek redelijk soepel werkte. Eén teler heeft een bekerpootmachine gebruikt wat soepel werkte en zorgde voor een nette pootafstand. Ook bleek dat een omgebouwde snarenbedpootmachine met behulp van de Raven Rate Controle module goed werkbaar was.
Een probleem waar men tegenaan liep, was dat er nog geen kant en klare applicatie beschikbaar was die een taakkaart kan maken. Nu is men nog afhankelijk van adviseurs of goede kennis van FarmWorks. Het werkte wel, maar het is nog niet ideaal.
Daarnaast blijkt de keuze van de toe te passen pootafstand per grondsoort nog lastig. De ervaringen van collega-telers helpen hier wel goed bij, maar extra onderzoek is op dit vlak nog nodig, zeker als het gaat om rekenregels voor variabele plantdichtheid in pootgoedteelten. Voor de meeste telers is het ook nog niet duidelijk of zij hun investeringen in de nieuwe techniek er wel uit kunnen halen. Wel geven de telers aan veel vertrouwen in deze toepassing te hebben.

Uit een scenarioberekening blijkt dat met een meeropbrengst van 2% er in de pootgoed- en consumptieteelt al winst valt te behalen met variabel poten. Voor de zetmeelteelt is een meeropbrengst van 5% noodzakelijk. Gevoelsmatig zijn er hogere opbrengsten en uniformere maatsortering behaald die dit onderschrijven, echter zijn er nog geen harde cijfers hierover.

Download het rapport