Opbrengst meten tijdens het gras maaien

opbrengstmeting

NPPL-deelnemer Ad van Velde in  het Groningse Kantens meet tijdens het gras maaien de drogestofopbrengst van zijn grasland. Daarnaast wil hij aan de slag met verhoging van vastlegging van koolstof in de bodem.

Voor melkveehouder Ad van Velde is dit het derde jaar dat hij deelneemt aan het NPPL-project. “Ik wil met precisiebemesting de opbrengst en kwaliteit van mijn ruwvoer verbeteren”, motiveert Van Velde zijn deelname aan het NPPL-project.

Vier demovelden

Dit jaar zijn vier demovelden grasland aangelegd, die Van Velde bemest op basis van bodemscans (met een Verisscan) en de behaalde opbrengsten in 2020. In het vroege voorjaar liet hij al met behulp van NIR(Nabije Infra Rood)-technologie de drijfmest uitrijden met een sleepslang. Dat gebeurde op zowel gras- als maisland met een NIR-sensor van John Deere op de mesttank. Deze sensor meet bij het bemesten direct de stikstof- en fosfaatgehalten in drijfmest. Op basis van gehalten aan nutriënten in de drijfmest is de kunstmestgift vanaf de eerste snede plaatsspecifiek gedoseerd.

Foto gaat onder tekst verder

In het voorjaar liet Van Velde met behulp van NIR-technologie de drijfmest uitrijden met een sleepslang.

Opbrengstmeting

Van Velde werkt samen met loonbedrijf Wieringa in Roodeschool, en John Deere-dealer Groenoord. Wieringa heeft ook een opbrengstsensor op de hakselaar, die de opbrengst aan gras en mais kan meten.

Op basis van GPS-kaarten van de bemesting op de diverse percelen, krijgt Van Velde inzicht in hoeveel nutriënten er zijn bemest op elke plek op een perceel. In combinatie met data van opbrengsten op elke plek op een perceel, is te bepalen of precisiebemesting leidt tot betere resultaten qua opbrengsten en op graskwaliteit. Met analyses van diverse grasmonsters op samenstelling of gehalten aan inhoudsstoffen wordt de graskwaliteit bepaald.

Herhaling bemestingsproef

Vorig jaar gaf het variabel kunstmest strooien op grasland bij Van Velde geen significante verschillen in opbrengsten en graskwaliteit tussen proefpercelen en standaard bemeste graslandpercelen. “We hebben geen sterke relatie gevonden tussen de resultaten van de bodemscan ofwel het lutumgehalte in de bodem en de opbrengsten. Daarom herhalen we de proef dit jaar. Ook al omdat het extreem droge voorjaar in 2020 waarschijnlijk invloed heeft gehad op het vrijkomen van de stikstof in de bodem”, vertelt Fedde Sijbrandij, onderzoeker precisielandbouw bij Wageningen University & Research, die Van Velde begeleidt in het NPPL-project.

“Vorig jaar bleek de variatie in mineralenaanwending uit drijfmest redelijk klein, waardoor het compenseren van de variatie met kunstmest niet nodig was.”

Realtime grasopbrengst meten

Bij het zomerstalvoeren doet Van Velde ervaring op met de pasture reader van importeur Thibautier.  Dit is een sensor die op de maaimachine is gemonteerd en die de droge stofopbrengst van zijn grasland meet. “Dat zijn realtimemetingen tijdens het maaien van het gras”, vertelt Van Velde. “Op basis van ultrasone golven bepaalt de sensor de graslengte. Daarmee is te berekenen hoeveel drogestofopbrengst elke plek in het perceel oplevert.”

De sensor werkt alleen goed bij lichtere snedes, want als het gras te veel gaat liggen, kan de sensor de hoogte niet goed meer meten. “Met de pasture reader is tijdens het maaien al te zien wat de opbrengst is. Dit kan ik koppelen aan de bemesting die is uitgevoerd en op basis hiervan zo nodig bijsturen.”

Koolstofvastlegging

Van Velde wil ook aan de slag met vastlegging van koolstof (C) in de bodem. Dat is mogelijk met behulp van modellen van Wageningen University & Research (zie kader WUR-model koolstofvastlegging). Deze zijn gebaseerd op metingen van koolstof in de bodem op boerenbedrijven, zoals op het melkveebedrijf van Van Velde. “Vastlegging van koolstof is belangrijk voor nieuwe GLB-klimaatdoelen richting 2030, want hoe meer koolstof in de bodem wordt vastgelegd, hoe lager de CO2-concentratie in de atmosfeer wordt. Dat helpt in het verminderen van uitstoot van broeikasgassen en opwarming van de aarde”, zegt Van Velde.

Bij het bepalen van de koolstofbalans wordt bepaald hoeveel C er is bemest, hoeveel C van het land is gekomen met de oogst en hoeveel C op het land is achtergebleven. “We willen bij Van Velde kijken of we het WUR-koolstofmodel kunnen inzetten. Je moet eerst inzicht hebben in de C-balans, voordat je er op kunt sturen”, zegt Sijbrandij, die verwacht dat WUR dit jaar een valide prototype van een koolstofmodel beschikbaar heeft.

In de loop van dit seizoen zijn er plannen om op het melkveebedrijf van Van Velde een demo te organiseren voor melkveehouders. Hierbij komen de NPPL-activiteiten van de Groningse veehouder aan bod. Dat zal in samenwerking met WUR en loonwerker Wieringa gebeuren.

WUR-model koolstofvastlegging

Wageningen Livestock Research en Wageningen Environmental Research hebben samen een monitoringssysteem ontwikkeld om vast te stellen hoeveel koolstof of CO2 melkveehouders in hun bodem vastleggen. Daarbij is ook FrieslandCampina betrokken.

Met deze kennis kunnen melkveehouders zien hoe groot het effect van koolstofvastlegging in de bodem is op hun carbon footprint. Boeren kunnen op hun gronden meer koolstof vastleggen als ze het organische stofgehalte in de bodem verhogen. Dat verlaagt de carbon footprint van het melkveebedrijf. Organische stof bestaat namelijk voor ongeveer de helft uit koolstof.
Om te bepalen hoeveel koolstof in de bodem is vastgelegd (bodem C), zijn metingen nodig. Maar het nauwkeurig meten van bodem C is lastig. In de bovenste bodemlaag is een voorraad van 50 tot 100 ton koolstof per hectare opgeslagen. Maar dat is vaak niet gelijk verspreid over een perceel. Daarnaast is de hoeveelheid opgeslagen koolstof ook afhankelijk van kleine hoogteverschillen, veenlagen, temperatuur en vocht.
“WUR is nu bezig om op basis van wetenschappelijke modellen de verandering in de C-voorraad in de bodem te berekenen”, zegt Sijbrandij. In het pilotproject is de aanpak getest op 37 melkveebedrijven.

Beschikbaar voor praktijk
Het model wordt nu beschikbaar gemaakt voor de praktijk. In het najaar moet het voor akkerbouwers en (melk)veehouders beschikbaar zijn op het online platform FarmMaps.
Om de betrouwbaarheid van het model aan te scherpen zijn meer bodemmetingen uit het veld nodig van meer jaren. “In het Slim Landgebruik-programma wordt koolstof in de bodem frequent op een aantal percelen gemeten. Ook gaan we activiteiten zoals graslandvernieuwing, bemesting en wisselbouw op die percelen verzamelen”, zegt Jan Peter Lesschen, onderzoeker van WUR. “Als in de loop van de tijd meer meetgegevens beschikbaar komen, kunnen we het wetenschappelijk model aanscherpen en dat vergroot de nauwkeurigheid van de berekeningen voor individuele percelen.”
Melkveehouders kunnen zich sowieso al richten op maatregelen waarvan bewezen is dat ze helpen om koolstof vast te leggen. Zoals minimaliseren van graslandvernieuwing en het vergroten van de aanvoer aan koolstof uit mest en gewasresten.

2 Comments

  • Herre Bartlema zegt op 02-07-2021 - 13:17 :

    Prachtig nieuws voor de ontwiikeling van de Afrekenbare Stoffenbalans voor C. Houden jullie ook rekening met de CO2 emissie bij gebruik van kunstmest die ontstaat bij de produktie daarvan? Kan ik jullie spreken hierover? Hg Herre

  • Herre Bartlema zegt op 02-07-2021 - 13:19 :

    Gebruiken julllie al een precisiebemester?

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

Door op “Plaats reactie” te klikken ga ik akkoord met
de gebruikersvoorwaarden en de Privacy Policy.