Vraag en antwoord bij webinar bemesting
Tijdens een webinar over bemesting, georganiseerd door de Nationale Proeftuin Precisielandbouw (NPPL) en Boerderij van de Toekomst, zijn door de volgers van het webinar vragen gesteld en opmerkingen geplaatst over en bij circulaire bemesting. Denk aan de rol van dierlijke mest, alternatieven voor kunstmest, aanvoer en emissie. WUR-deskundigen Pieter de Wolf en Wim van Dijk komen hieronder terug op wat leeft onder veehouders, akkerbouwers, adviseurs en beleidsmakers. Met linkjes naar kennisdossiers.
Vraag 1: Op dit moment hebben we een fosfaatoverschot van 25% . Hoeveel moet de veestapel krimpen tot 2030 om tot een tekort te komen?
Antwoord: De mestproductie neemt de laatste jaren af en door export van dierlijke mest is de fosfaatmarkt in 2021 vrijwel in evenwicht, volgens https://www.mestverwaarding.nl/kenniscentrum/2352/landelijke-rapportage-en-inventarisatie-2021-export-en-verwerking-dierlijke-mest. Wel is het zo dat een krimp van de veestapel niet direct hoeft te leiden tot een tekort aan mest in Nederland, doordat de export dan eerst kan gaan dalen. Ook is het zo dat de plaatsingsruimte niet volledig wordt benut in Nederland (met name in kleiakkerbouwgebieden).
Vraag 2: Wat zijn de voordelen van natuurlijke/dierlijke mest ten opzichte van kunstmest?
Antwoord: Elke meststof heeft zijn voor- en nadelen. Onbewerkte dierlijke mest bevat ook organische stof, en kunstmest niet. Die organische stof is belangrijk voor de bodem. Het voordeel van kunstmest is dat nutriënten veel gerichter toegediend kunnen worden. De combinatie van dierlijke mest en kunstmest is wenselijk om tot een optimale bemesting te komen met minimale verliezen. Meer informatie vindt u in https://www.wur.nl/nl/show-longread/Boeren-zonder-kunstmest-kan-dat.htm
Vraag 3: Hoe is het gesteld met het niveau organische stof in de Nederlandse bodem over de laatste 50 jaar?
Antwoord: Er zijn verschillende studies geweest over de ontwikkeling van het organische stofgehalte in Nederlandse landbouwbodems (o.a.: https://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S0016706109001815?via%3Dihub; https://edepot.wur.nl/546380#:~:text=in%20Zuid%2DNederland.-,Brolsma%20et%20al.,met%20grote%20verschillen%20tussen%20regio’s).
De studies geven verschillende beelden. Soms wordt in bepaalde regio’s en/of grondsoorten een toename gevonden, soms een afname. Het algemene beeld is dat er geen sprake is van een structurele afname van het organische stofgehalte.
Vraag 4: Compost is toch geen dierlijke mest?
Antwoord: Zoals in het webinar is aangegeven, wordt GFT-compost gezien als een humane reststroom.
Vraag 5: Mag je Struviet een kunstmest noemen?
Antwoord: Ja, er zijn enkele producten op de markt die als kunstmest gebruikt mogen worden.
Vraag 6: Waarom wordt de kunstmestvervanger niet genoemd? Waarom worden N-K vloeibare meststoffen uit vergisting 20N-70K nog steeds niet als groene kunstmest gezien?
Antwoord: Op dit moment wordt er op Europees niveau gewerkt aan RENURE-wetgeving. Dit houdt in dat wanneer mestproducten voldoen aan bepaalde criteria, deze mogen worden aangemerkt als kunstmest. Ze vallen dan niet meer onder dierlijke mest, er gelden dan wel de wettelijke normen voor kunstmest zoals een werkzaamheid van N van 100%. Deze wetgeving is echter nog niet in werking.
Vraag 7: Wat zijn de investeringen in toedieningsapparatuur en financiële consequenties van dit grote aantal verschillende meststoffen?
Antwoord: De gekozen meststoffen worden toegediend met gebruikelijke apparatuur (bouwlandinjecteur, vaste mest strooier, kunstmeststrooier).
Vraag 8: Welke bewerkte meststroom heeft de akkerbouw nodig?
Antwoord: Onbewerkte dierlijke mest is op zich prima geschikt voor toepassing in de akkerbouw. Dat geldt voor rundvee- en varkensdrijfmest, maar ook voor vaste mest. Bewerking van dierlijke mest verhoogt vaak de kosten voor de akkerbouwer, maar levert niet altijd meerwaarde op.
Vraag 9: Waarom gebruiken jullie bij de Boerderij van de Toekomst geen mineralenconcentraat?
Antwoord: Wij gebruiken dunne fractie van varkensmest die in de buurt beschikbaar is. Dit is een enigszins vergelijkbaar product als mineralenconcentraat (niet helemaal). Het is geen principekwestie, de dunne fractie was in de buurt beschikbaar.
Vraag 10: Zou slib uit papier en pulpindustrie mogen worden aangewend als meststof?
Antwoord: Of een slibsoort mag worden gebruikt in de landbouw hangt o.a. van de aanwezigheid van contaminanten, zoals zware metalen zoals koper en zink. Dit soort producten kunnen daarom niet zomaar in de landbouw worden gebruikt.
Vraag 11: Is het opnemen van menselijke feces in de voedselkringloop niet veel te gevaarlijk, in verband met restanten uit medicijnen, hormonen enzovoort?
Antwoord: Er zijn enkele producten op de markt op basis van Struviet. Die zijn wettelijk toegestaan als meststof. Dat geldt niet voor heel veel andere menselijke stromen, zoals effluent of rioolslib, vanwege de verontreinigingen. In het onderzoek wordt veel aandacht besteed aan het veilig gebruik van nutriënten uit deze stromen.
Vraag 12: Komt niet een aanzienlijk deel van de stikstof in de urine terecht in plaats van in de mest? Dit in verband met inefficiënt gebruik van opgenomen stikstof.
Antwoord: Het klopt dat een aanzienlijk deel van door dieren uitgescheiden N in de urine terechtkomt (bij koeien circa 80%). In drijfmeststallen wordt de urine weer gemengd met feces en ontstaat drijfmest. Als je urine apart zou opvangen, krijg je een meststof met een hoge N-werking. De keerzijde is dat de N-werking van de feces veel lager is, waardoor de opgetelde N-werking waarschijnlijk weer in de buurt van drijfmest zal uitkomen. Mogelijk iets hoger, maar dat wordt nu onderzocht.
Vraag 13: Er werd gezegd dat mest en urine samen emissie geeft. Enkel urine emitteert sneller als drijfmest. Ik denk dat voor de efficiëntie hier de oplossing ligt, mits die urine gestabiliseerd wordt.
Antwoord: Emissie vanuit urine vindt pas plaats als de ureum is omgezet in ammoniak. Hiervoor is urease nodig dat o.a. aanwezig in de feces. Ook bij gescheiden opvang van urine en feces zal na verloop van tijd de ureum worden omgezet in ammoniak (er is altijd wel ergens urease aanwezig). Je zou dan een urease-remmer moeten toevoegen om dat tegen te gaan (net zoals wordt gedaan in ureumhoudende meststoffen om ammoniakemissie te voorkomen).
Vraag 14: Is de kwaliteit van mest te verbeteren door koeien minder eiwitten te voeren via het rantsoen?
Antwoord: De vraag is wat onder kwaliteit van mest wordt verstaan. Als het gaat het om een lager ammoniakgehalte, dan kan dat inderdaad worden gestuurd door een lager eiwitgehalte in het rantsoen.
Vraag 15: Grazers op de boerderij zouden niet alleen raaigras moeten eten maar een biodiverse grasmat. Dan zou gebiedsvreemde aanvoer van veevoer toch niet meer nodig zijn?
Antwoord: Zolang melk en vlees worden afgevoerd van het bedrijf en er geen retourstroom van humane meststoffen is, kan een veehouderijbedrijf niet zonder externe aanvoer. De samenstelling van de grasmat heeft daar nauwelijks/geen invloed op.
Vraag 16: Eiwittransitie is een optie die naar voren gebracht is. Een kans voor een ander bouwplan. Maar is dit haalbaar met de huidige wereldhandelsovereenkomsten?
Antwoord: Eiwittransitie kan alleen slagen als de consument zijn eetpatroon verandert. We eten teveel eiwit en vervolgens ook nog teveel dierlijk eiwit. Zolang dit niet verandert, is de eiwittransitie aan de productiekant kansloos. Daarbij komt nog dat andere Europese landen veel goedkoper eiwitgewassen kunnen telen dan Nederland. Omdat er in Europa geen handelsbeperkingen gelden, is het daarom economisch niet interessant om eiwitgewassen te gaan telen. Tenzij deze gewassen bijdragen aan het rendement van de hoog salderende gewassen in het bouwplan.
Vraag 17: Een ondernemer is toch met zijn bedrijf bezig en veel besparen efficiënter werken is toch niet mogelijk?
Antwoord: Ja en nee. Efficiënter werken is niet alleen een kwestie van aandacht en kennis van de ondernemer en z’n adviseur, al is daar zeker nog wat te halen en zal de hogere prijs van mest en kunstmest daar ook wel aan bijdragen. Als je grote stappen wil zetten in efficiëntie moet je de bedrijfsvoering ook aanpassen (bouwplan, groenbemesters, bemestingsplan), zoals Klaas Schenk ook aangaf.
Vraag 18: Wat is de invloed op nutriëntenopname/stikstofbenutting door gewassen, als de insecticiden niet meer gebruikt mogen worden. Bijvoorbeeld als luis in tarwe niet meer bestreden kan worden.
Antwoord: Opbrengstverlies door ziekten, plagen en onkruiden, maar ook door extreme weersomstandigheden, verlagen de efficiëntie van nutriënten. Als cruciale gewasbeschermingsmiddelen vervallen en er zijn geen alternatieve methoden, neemt het risico op opbrengstschade toe.
Vraag 19: Is er een module beschikbaar voor de primaire agrarische bedrijven waarmee je deze kringloop zoals bij de boerderij van de toekomst kan uitrekenen?
Antwoord: Nee, die is er nog niet. Bedankt voor het idee, we kijken of we zoiets kunnen ontwikkelen.
Opmerking 1: Met aangekochte kunstmeststikstof zou de melkveehouder worden aangespoord het eiwitgehalte in gras te verhogen. Dit is een historische misvatting! Stikstofbemesting verhoogt weliswaar het Ruw Eiwitgehalte, maar ruw eiwit heeft NIETS te maken met het werkelijk eiwitgehalte van een gewas. Ruw eiwit bevat werkelijk eiwit + stikstofverbindingen. Met name de laatste groep (ammonium- en nitraatachtige) stikstofverbindingen vormen een grote ballast voor het dier die het moet verwerken. Om nog maar te zwijgen van de enorme hoeveelheid uitgespoelde nitraat.
Aanvulling: Vooropgesteld, ik (Wim van Dijk, red.) ben geen veevoedingsdeskundige en ik zou buiten mijn vakgebied gaan als ik deze vraag in detail zou beantwoorden. Mijn beeld: uiteindelijk gaat het erom dat je een bepaald eiwitgehalte in het voer wil dat passend is bij een bepaalde melkproductie. Feitelijk gaat het om de DVE (darmverteerbaar eiwit), dit eiwit draagt bij aan melkproductie. Microbieel eiwit wordt in de pens gevormd. Als er daar te weinig energie is voor eiwitvorming door pensmicroben, onstaat er NH3 dat als ureum wordt uitgescheiden. Dat is te sturen door een juiste rantsoensamenstelling.
Opmerking 2: Er is in de intensieve landbouw veel bodemverdichting, dit leidt ook weer tot een mindere biologische bodemvruchtbaarheid. Hier moet meer aandacht voor komen.
Aanvulling: Intensieve grondbewerking beïnvloedt het bodemleven (minder schimmels) en verhoogt de afbraak van organische stof. Bodemverdichting is ook ongunstig voor bodemleven en gewasgroei. Daarom is het belangrijk om bodembiologie niet als losse uitdaging te benaderen.
2 Comments
Er wordt gesteld dat intensieve grondbewerking een negatieve invloed heeft op het bodemleven. Jaarlijks vallen er slachtoffers door mestgassen in de landbouw. Is het gevolg van mest in de bodem stoppen 1 op 1 te staven aan de afnemende kwaliteit en kwantiteit van het bodemleven aangezien hier een rottend product onder de grond wordt gebracht in een omgeving waarin de schadelijke gassen niet weg kunnen?
Moeten we daarom bronscheiding en stabilisatie van N in urine als basis nemen in plaats van end of pipe oplossingen als (drijf)mestbewerking stimuleren? Hierdoor hoeven we minder in de grond roeren of snijden en pakken we de emissie zowel in de stal als op het land aan. De urine zal sneller beschikbaar komen voor de plant aangezien de N niet gebonden is aan organische stof. Dit geeft bij juiste dosering een betere benutting en lagere uitspoeling. Akkerbouw kan gerichter meststoffen inkopen bij de dierlijke sectoren. Energie welke nodig is voor productie van kunstmest zal hierdoor afnemen.
Daarnaast is er minder energie nodig voor aanwending van de diverse meststromen en zal de biodiversiteit boven en onder de grond toenemen omdat de grond veel minder geraakt wordt. Voedingstoffen zijn voor boerenlandvogels beschikbaar en de bodembiologie van de verschillende natuurlijke verteringslagen wordt gevoed in logische volgorde. Schadelijke bacteriën/virussen zullen door blootstelling aan UV licht geëlimineerd worden.
Is er op laboratoriumschaal gekeken wat de invloed is van mestinjectie op bacteriën, schimmels en ander bodemleven?
Gelukkkig geen principiele bezwaren tegen mineralenconcentraat ! Dus dan ook niet tegen spuiloog. Zet hem op met de kunstmestvervangers Wim dit seizoen.
PS Nav je antwoord bij vraag 7 : een kunstmeststrooier is geen precisiebemester. Die past niet in het NPPL.
Door op “Plaats reactie” te klikken ga ik akkoord met
de gebruikersvoorwaarden en de Privacy Policy.