Eerste stappen bij precisiespuiten gezet
Er komt een nieuwe generatie agrariërs voor wie precisielandbouw de normaalste zaak wordt. Dit is de verwachting die bollenteler Stef Ruiter uit Andijk uitspreekt. Met ruim tien jaar ervaring in het verfijnen van teeltmaatregelen op basis van datagebruik, is zijn devies: gezond verstand gebruiken en zelf de eerste stappen zetten. Sturen op efficiëntie en genieten van de voordelen.
Stef Ruiter is een vlotte prater en heeft de stappen die collega’s zouden moeten zetten om bij precisielandbouw aan te haken goed op een rij (zie kader: stappenplan). “Het is geen kwestie van wachten tot alle problemen technisch zijn opgelost. Om teeltmaatregelen zo efficiënt mogelijk in te zetten, want daar gaat het uiteindelijk om, kan elke bollenteler nu al beginnen”, aldus de teler.
Op het eigen bedrijf is hij met teeltadviseurs al bijna tien jaar bezig. Van 2015 tot 2019 ontwikkelde en deelde hij de kennis in het programma Precisie Landbouw PL2.0 en vanaf januari vorig jaar is hij deelnemer van het project Nationale Proeftuin Precisie Landbouw (NPPL). Hij schreef aanvankelijk in voor drie programma’s: optimalisatie van rijpadenplanning, variabel onkruid bestrijden middels detectie en variabel gebruik van bodemherbiciden. Nu is de ambitieuze kweker al twee projecten verder: variabel gebruik van gewasbeschermingsmiddel op basis van biomassametingen en variabel beregenen.
Agrifac
Een grote stap voorwaarts, en eveneens een grote investering, was vorig jaar de aanschaf van de hightech-spuit, Agrifac Ecotronic Plus. De spuitboom is 35 meter lang, doppen zijn apart bestuurbaar, kunnen per dop aan en uit worden geschakeld en variëren in dosering. Dat is een must, want bij een werkgang worden verschillende partijen en plantmaten tegelijk gespoten. Ruiter heeft de aansturing getest met Wageningen University & Research (WUR). “Aan en uit is geen probleem en bij variabel spuiten is hij 2% nauwkeurig”, aldus de kweker.
De Agrifac-spuittrekker werd afgelopen najaar ingezet tegen wortelonkruiden en distels op gehuurd grasland. Met een dronecamera zijn de onkruidenplekken herkent en op basis van de gegevens is een taakkaart gemaakt. Een bodemscan, leidt tot een bodemkaart die wordt omgezet in een taakkaart: plekken met een hoog organische stof gehalte hebben meer last van onkruid en krijgen dus meer herbiciden toegediend dan armere plekken.
In de bollenteelt worden bodemherbiciden na het planten en voor opkomst van het gewas gespoten. Daarom heeft Ruiter op één perceel nog een variabele ingebouwd. “Afhankelijk van de verwachte lichtconcurrentie, de stand van het gewas, stellen we de dosering naar beneden bij.”
Gewasbescherming
Dit seizoen spuit Ruiter ook variabel tegen vuur en luis in een groeiend gewas. Dit doet hij bij twee cultivars, omdat een stabiele database op te bouwen die ook makkelijk te interpreteren is. Afhankelijk van de biomassa wordt meer of minder spuitmiddel gedoseerd. Ruiter: “Om de vier spuitbeurten meten we op drie plaatsen het gewas met een rolmaatje. Met camera’s is biomassameting nu nog niet mogelijk, want de verschillende kleuren en de zwarte grond geven teveel ruis. Als de hoogste partij op 50 cm staat en de laagste op 25 cm, kan ik bij een lineair verband 50% minder spuiten op de lage delen. Verder dan 50% reductie gaan we niet.”
Het is medewerker Lars die de taakkaarten maakt en voor het technische gedeelte zorgt. Hij neemt ook monsters. “We controleren de toepassing door het blad op het spuitmiddel te analyseren.” Ook hierin is de WUR betrokken.
De interval waarmee wordt gespoten, wordt mede bepaald door de uitslagen van een weerstation. In totaal, over het hele bedrijf, beschikt Ruiter over vijf weerstations die alle weergerelateerde data opslaan, zoals lichtintensiteit, luchtvochtigheid en regenval (in verband met afspoelen). Het exacte startmoment bepaalt hijzelf, want hierbij spelen ook weersverwachtingen een rol.
Beregening
Een nieuwe stap in de precisielandbouw is gezet op het terrein van beregening. De doelstelling, die Ruiter opvolgt van NPPL-collega en bollenteler Huetink is om op het juiste tijdstip, op de juiste plek de juiste hoeveelheid water te geven. Data worden onder meer verzameld met vochtsensoren, hiermee heeft Ruiter ruime ervaring. Hij zet deze al vijf tot acht jaar in op percelen in West Friesland, Drenthe en Frankrijk.
Op elk perceel staat een sensor, dit is genoeg want andere kennis is al opgehaald met een bodemscan. De sensoren geven een indicatie van het aanwezige vocht en de vochtspanning; de moeite die wortels hebben om vocht op te nemen. Daarnaast leidt hij de mate van verdamping eruit af. Dit is mogelijk door op een diepte van 5 tot 50 cm om de 10 cm het vochtgehalte te meten. De vochtsensoren geven hierdoor ook inzicht in de effecten van beregening.
Op basis van deze bodemkaarten én uitslagen van de vochtsensoren kan de bloembollenkweker het moment van beregenen bepalen, de hoeveelheid en het interval. Ruiter: ‘’De minste grond wordt zo optimaal mogelijk beregend. Daarna gaan we op zwaardere gronden reduceren.’’
Raindancer
Deze kennis wordt gecommuniceerd naar de haspel die is uitgerust met het Raindancersysteem. Deze technologie bevat sectorcontrole die de richting van het kanon inperkt en daarnaast de druk registreert en de oprolsnelheid regelt. Het kanon blijft zelf binnen de perceelsgrenzen. Via een app op de telefoon is het proces te volgen en eventueel bij te stellen.
Toch meent Ruiter dat de technologie nog in de ontwikkelingsfase zit. “De afwerking bij de start en aan het einde kan beter.” Het voordeel zit in arbeidsbesparing, brandstofverbruik, 10 tot 30% besparing op water, minder uitspoeling van nutriënten en minder droogte schade.
Teeltprogrammaboekje
De verzamelde data worden ingevoerd en/of gecommuniceerd met het programma Farmworks. Ruiter: ‘’Voorheen schreef je het op in een boekje, nu voer je het in. Het voordeel is dat met rekenregels data met elkaar verbonden worden en tot adviezen leiden. Het maken van rekenregels is een continuproces waar nog steeds ontwikkeling in zit. Ook taakkaarten zijn goed door de teler zelf te maken in Farmworks.”
Stappenplan
Ruiter heeft een model liggen dat moet leiden tot 35% reductie op het totaal van middelen, waaronder compost, bodemverbeteraars, meststoffen, herbiciden en gewasbeschermingsmiddelen.
Om het doel te bereiken worden de volgende stappen gezet:
Stap 1: Op percelen die in het najaar worden gebruikt voor tulpenteelt, worden in het voorjaar de met de drone gedetecteerde onkruiden plaatselijk gespoten.
Stap 2: Met de Veris-bodemscan wordt de grond in kaart gebracht, data uitgelezen en geïnterpreteerd. Op basis hiervan plaatsspecifiek compost strooien en bemesten (stikstof, kalium en eventueel bodemverbeteraars).
Stap 3: Na het planten wordt tegen bodemherbiciden gespoten aan de hand van de grondsamenstelling. In ontwikkeling is het laten meewegen van biomassa. Als er meer lichtconcurrentie is, is er minder spuitmiddel tegen onkruiden nodig.
Stap 4: In ontwikkeling: precisie spuiten tegen vuur en luis aan de hand van biomassa en weerstation.
Stap 5: Variabel beregenen.
Stap 6 Oogstmeting. Hier zijn twee opties. De eerste, op basis van weging, is niet optimaal omdat de machine bij kistuitwisseling bollen buffert. Dit vertekent dan de opbrengst die op die plaats gemeten wordt. Wageningen University & Research werkt aan optie 2. Hierbij wordt een slimme camera ingezet als ‘deskscan’ die de bollen filmt en dat beeld in opbrengstcijfers omzet.
Er vindt continu verbetering plaats op elk van deze gebieden, maar nooit te vroeg om met het verzamelen van data te beginnen.
Door op “Plaats reactie” te klikken ga ik akkoord met
de gebruikersvoorwaarden en de Privacy Policy.